Bij een operatie of spoedgeval krijgen patiënten meestal extra bloed toegediend. En dat bloed moet natuurlijk ergens vandaan komen. Het Rode Kruis roept op om massaal bloed te doneren. Meer weten over hoe dat in zijn werk gaat? Je leest het hieronder.
Wie mag aan wie geven?
Er zijn vier grote bloedgroepen: A, B, AB en 0. Wist je trouwens dat die laatste ‘nul’ is en geen ‘O’? De bloedgroepen verwijzen naar de antigenen die in het bloed zitten. Zo heb je bloed met antigeen A, met antigeen B en met een mengeling van A en B. Bloedgroep 0 wil zeggen dat er geen A of B antigenen in het bloed voorkomen. Krijg je bloed toegediend met een antigeen dat je zelf niet hebt? Dan kan je lichaam deze als vijandig beschouwen en ze aanvallen. Omdat 0 geen antigenen bevatten, kunnen zij aan alle bloedgroepen doneren. Bloedgroep AB kan dan weer bloed van iedere groep ontvangen omdat zij zowel A als B antigenen in hun bloed hebben.
Een tweede antigeen dat in je bloed kan voorkomen is het D-antigeen. Ben je drager van dit antigeen, dan ben je resuspositief en krijg je een plusje achter je bloedgroep. Komt dit antigeen niet in je bloed voor, dan ben je resusnegatief en krijg je een minnetje achter je bloedgroep. Ben je positief, dan kun je bloed krijgen met D-antigenen én zonder D-antigenen (dus van zowel positieve als negatieve bloedgroepen). Heb je geen D-antigenen dan mag je ook geen bloed krijgen waar ze wel in zitten (dus niet van positieve groepen). Omdat bloedgroep 0- geen enkel antigeen in het bloed heeft, mogen deze personen aan alle andere bloedgroepen doneren. Maar dat wil ook zeggen dat ze enkel 0- mogen krijgen.
Wil je weten hoe het zit met de voorraad van jouw bloedgroep en aan wie jij mag doneren? Neem dan een kijkje op www.rodekruis.be.
Bloedgroep | Mag krijgen van | Mag geven aan |
0- | 0- | 0-, 0+, A-, A+, B-, B+, AB-, AB+ |
0+ | 0-, 0+ | 0+, A+, B+, AB+ |
A- | 0-, A- | A-, A+, AB-, AB+ |
A+ | 0-, 0+, A-, A+ | A+, AB+ |
B- | 0-, B- | B-, B+, AB-, AB+ |
B+ | 0-, 0+, B-, B+ | B+, AB+ |
AB- | 0-, A-, B-, AB- | AB-, AB+ |
AB+ | 0-, 0+, A-, A+, B-, B+, AB-, AB+ | AB+ |
Waar moet je op letten als je gaat doneren?
Bloed doneren duurt niet zo lang (de afname duurt gemiddeld negen minuten), maar je moet wel met enkele zaken rekening houden. Eerst en vooral mag je niet jonger dan 18 en ouder dan 66 jaar oud zijn. Wil je vaker bloed geven? Let dan op dat er minstens twee maanden tussen iedere donatie zit. Ook als je net een operatie of kijkonderzoek hebt gehad, mag je niet meteen terug bloed geven. Daarnaast moet je ook rekening houden met zwangerschap, medicatie, tatoeages, buitenlandse reizen, tandartsbezoek, ziekte en seksuele partners. Sowieso moet je bij iedere bloedafname een medische vragenlijst invullen. Nadien bekijk je die samen met een dokter en neemt hij ook nog je je bloeddruk, pols en gewicht. Wil je weten of je in aanmerking komt om bloed te geven? Dan kun je via deze link een test doen.
Hoe kun je nog helpen?
Behalve bloed kun je ook plasma en bloedplaatjes doneren. Die mag je zelfs om de twee weken geven. De afnam van plasma duurt iets langer (gemiddeld tussen 30 en 45 minuten). Plasma is nodig voor patiënten die ernstige stollingsstoornissen hebben door massaal bloedverlies of door bloedziekten. Ook baby’s met ernstige geelzucht hebben soms plasma nodig.
Bloedplaatjes zijn dan weer noodzakelijk voor patiënten met leukemie of kankerpatiënten die chemotherapie krijgen. Ze zorgen er onder andere voor dat je bloed kan stollen. Een volwassene beschikt over zo’n 150 tot 400 miljard bloedplaatjes per liter bloed, we kunnen er dus wel wat missen. Maar bloedplaatjes hebben een korte houdbaarheidsdatum en de voorraad op peil houden is daarom niet evident. Bloedplaatjes doneren duurt daarnaast ook langer (60 tot soms 90 minuten) en kan enkel in bepaalde donorcentra (in Brugge, Edegem, Genk, Gent, Leuven en Mechelen). Je kunt pas bloedplaatjes doneren als je minstens één keer bloed gegeven hebt.
Meteen een afspraak maken om te doneren kan via donorportaal.rodekruis.be.