Dat vaccins helpen tegen ernstige ziekte of sterfte aan het coronavirus staat buiten kijf. Toch toont een Zweedse studie aan dat de duur van vaccins korter lijkt dan verwacht. Al na zes maanden zouden de meeste vaccins uitgewerkt zijn.
De studie vergeleek de vaccins van BioNTech, Moderna en AstraZeneca. Al vanaf de eerste maand hinkt AstraZeneca achterop, met maar 68% bescherming tegen ernstige ziekte of sterfte in de eerste maand, en zelfs helemaal geen bescherming na vier maanden. Indien een eerste prik AstraZeneca wordt gecombineerd met een tweede prik van BioNTech of Moderna, blijkt dat de bescherming ongeveer gelijk loopt met de andere twee vaccins.
Daarvan komt Moderna als winnaar uit de bus: het vaccin beschermt vanaf de eerste maand voor 96 procent tegen ernstige ziekte of sterfte, en zelfs tot negen maanden na de tweede prik is de drager nog tot bijna 60 procent beschermd. Bij Pfizer/BioNTech neemt de bescherming echter sneller af, en na de zevende maand werd geen werkzaamheid meer aangetroffen in het lichaam.
Doeltreffendheid neemt sneller af bij mannen
Ook toont de studie dat de doeltreffendheid van de vaccins sneller afneemt bij ouderen, risicogroepen en mannen. Daarom concluderen de onderzoekers dat een boosterprik al na vier maanden wenselijk is, en bovenstaande groepen voorrang zouden moeten krijgen. In België kunnen 65-plussers en risicopatiënten nu al een derde prik krijgen, net zoals gevaccineerden die met het vaccin van Johnson & Johnson werden ingeënt. Daarvan was eerder al duidelijk dat het onvoldoende beschermt tegen het coronavirus. Die mensen krijgen nu een tweede prik met het Moderna- of Pfizer/BioNTech-vaccin.